Met regelmaat ontvang ik reacties van lezers op
De publicatiefabriek. Zo schreef een oud-collega me deze week: 'Ik heb gisteren jouw prachtboek uitgelezen en ben vol lof. Het leest als een trein, er valt veel te lachen, het is heel beargumenteerd geschreven, de lezer steekt er een hele hoop van op, en de studie is ook nog een inleiding in de filosofie van de sociale wetenschappen met aandacht voor de heilige drie-eenheid: Methode, Epistemologie en Ontologie. Dit aan de hand van de casus: de meesterfraude van Stapel, of om Reve te parafraseren: ‘dit verzint alleen de werkelijkheid.’'
 |
Marco de Baar |
Ook buiten de sociale wetenschappen trekt het boek de aandacht. In het oktobernummer van
De Psycholoog schreef Marco de Baar, hoogleraar natuurkunde aan de Technische Universiteit Eindhoven: '[Abma] slaagt er prima in om te beschrijven hoe, in het kielzog van schijnbaar objectieve criteria, slodderwetenschap kan ontstaan'. Zijn conclusie: 'Dit boek is daarom zeker ook relevant voor wetenschappers uit andere disciplines'.
De Baar maakt interessante opmerkingen over de betekenis van replicatie-onderzoek: 'Als in experimenten soms sterke effecten worden gevonden en soms niet, dan zegt dat juist iets heel wezenlijks over het systeem dat onderzocht wordt. Replicatie-onderzoek zou juist inzicht kunnen geven in de grilligheid van het systeem [...]'. Hij geeft vervolgens een voorbeeld uit de chaostheorie (zie filmpje
hier) waaruit blijkt dat afhankelijk van het startpunt van de slinger een sterk effect optreedt of juist helemaal niet. De theorie is niet falsifieerbaar en het experiment niet exact te repliceren. Ergo: 'Methoden en technieken die optimaal geschikt zijn voor de bestudering van de ene klasse van systemen zijn niet overal probleemloos inzetbaar.'
Misschien moet je hieruit ook maar direct concluderen dat het experiment niet zo'n geschikte methode is om menselijk gedrag te onderzoeken. Anders dan natuurkundige objecten hebben mensen een perceptie en interpretatie van de (experimentele) situatie, en die beïnvloedt onvermijdelijk hun gedrag. Pogingen om dat alles onder controle te krijgen leveren soms een interessant effect op, dat dan vervolgens in replicatie-onderzoek weer sneuvelt. Het is buitengewoon ingewikkeld om uit te zoeken waar dat aan ligt: de hoeveelheid begincondities en 'storende factoren' is in de menswetenschappen nog veel groter dan in de natuurwetenschappen.

Zelfs als je het experiment wel zinvol vindt voor de menswetenschappen, is het de vraag of je moet aanbevelen dat ieder experimenteel onderzoek hier gevolgd wordt door een reeks replicatiestudies. Of de oorspronkelijke resultaten nu bevestigd worden of niet, telkens zal toch de knagende vraag zijn: heb ik exact hetzelfde onderzocht als mijn voorganger? Buiten dat is er de vraag van relevantie: moet je niet beperken tot onderzoek (en replicatie) waarbij het hele veld het er over eens is dat er een theoretisch relevante kwestie op het spel staat? Gezien de hoeveelheid theorieën (en theorettes) in de psychologie is die consensus nog ver weg. Dan staat de aanbeveling om standaard te repliceren gelijk aan het gooien van een bommetje in een confettifabriek, met als gevolg een explosie aan losse snippers waar niemand meer wijs uit kan worden. In de sociale psychologie vergde het alleen al twee dikke delen
Handbook of Theories of Social Psychology (in het jaar van Stapels démasqué gepubliceerd onder redactie van Van Lange, Kruglanski en Higgins) om op theoretisch vlak enig lijn in de zaak te brengen.
Een kritische discussie over de mogelijke verbeteringen in dit veld, zoals De Baar aanbeveelt, is zeker op zijn plaats. Het installeren van een automatische replicatiepiloot en methodologische fijnslijperij, wat nu de dominante trend lijkt te worden, lijken me hierbij geen zinvolle acties, het vergroten van het theoretische gewicht van (sociaal)psychologisch onderzoek wel.
Klik
hier voor de recensie van Marco de Baar in
De Psycholoog.