Marco de Baar |
Ook buiten de sociale wetenschappen trekt het boek de aandacht. In het oktobernummer van De Psycholoog schreef Marco de Baar, hoogleraar natuurkunde aan de Technische Universiteit Eindhoven: '[Abma] slaagt er prima in om te beschrijven hoe, in het kielzog van schijnbaar objectieve criteria, slodderwetenschap kan ontstaan'. Zijn conclusie: 'Dit boek is daarom zeker ook relevant voor wetenschappers uit andere disciplines'.
De Baar maakt interessante opmerkingen over de betekenis van replicatie-onderzoek: 'Als in experimenten soms sterke effecten worden gevonden en soms niet, dan zegt dat juist iets heel wezenlijks over het systeem dat onderzocht wordt. Replicatie-onderzoek zou juist inzicht kunnen geven in de grilligheid van het systeem [...]'. Hij geeft vervolgens een voorbeeld uit de chaostheorie (zie filmpje hier) waaruit blijkt dat afhankelijk van het startpunt van de slinger een sterk effect optreedt of juist helemaal niet. De theorie is niet falsifieerbaar en het experiment niet exact te repliceren. Ergo: 'Methoden en technieken die optimaal geschikt zijn voor de bestudering van de ene klasse van systemen zijn niet overal probleemloos inzetbaar.'
Misschien moet je hieruit ook maar direct concluderen dat het experiment niet zo'n geschikte methode is om menselijk gedrag te onderzoeken. Anders dan natuurkundige objecten hebben mensen een perceptie en interpretatie van de (experimentele) situatie, en die beïnvloedt onvermijdelijk hun gedrag. Pogingen om dat alles onder controle te krijgen leveren soms een interessant effect op, dat dan vervolgens in replicatie-onderzoek weer sneuvelt. Het is buitengewoon ingewikkeld om uit te zoeken waar dat aan ligt: de hoeveelheid begincondities en 'storende factoren' is in de menswetenschappen nog veel groter dan in de natuurwetenschappen.
Zelfs als je het experiment wel zinvol vindt voor de menswetenschappen, is het de vraag of je moet aanbevelen dat ieder experimenteel onderzoek hier gevolgd wordt door een reeks replicatiestudies. Of de oorspronkelijke resultaten nu bevestigd worden of niet, telkens zal toch de knagende vraag zijn: heb ik exact hetzelfde onderzocht als mijn voorganger? Buiten dat is er de vraag van relevantie: moet je niet beperken tot onderzoek (en replicatie) waarbij het hele veld het er over eens is dat er een theoretisch relevante kwestie op het spel staat? Gezien de hoeveelheid theorieën (en theorettes) in de psychologie is die consensus nog ver weg. Dan staat de aanbeveling om standaard te repliceren gelijk aan het gooien van een bommetje in een confettifabriek, met als gevolg een explosie aan losse snippers waar niemand meer wijs uit kan worden. In de sociale psychologie vergde het alleen al twee dikke delen Handbook of Theories of Social Psychology (in het jaar van Stapels démasqué gepubliceerd onder redactie van Van Lange, Kruglanski en Higgins) om op theoretisch vlak enig lijn in de zaak te brengen.
Een kritische discussie over de mogelijke verbeteringen in dit veld, zoals De Baar aanbeveelt, is zeker op zijn plaats. Het installeren van een automatische replicatiepiloot en methodologische fijnslijperij, wat nu de dominante trend lijkt te worden, lijken me hierbij geen zinvolle acties, het vergroten van het theoretische gewicht van (sociaal)psychologisch onderzoek wel.
Klik hier voor de recensie van Marco de Baar in De Psycholoog.
Als het inderdaad zo is dat sociaal-psychologische fenomenen inherent moeilijk repliceerbaar zijn (en dat denk ik ook wel), dan is er geen betere manier om mensen daarvan te overtuigen dan door meer replicatie-onderzoek te doen. Dan zal vanzelf blijken dat het niet kan. Sociaal psychologen zullen zich niet laten overtuigen door theoretische argumenten. Dus ik denk dat ('exacte') replicaties juist noodzakelijk zijn om fundamentele veranderingen in de sociale psychologie tot stand te brengen.
BeantwoordenVerwijderenEen interessante gedachte, de Verelendungstheorie is er niets bij! Maar zouden sociaalpsychologen zich echt niet laten overtuigen door theoretische elementen? Ik ga het vandaag uitproberen, in een discussie in Nijmegen, met Daniël Wigboldus...
BeantwoordenVerwijderenJe kunt het Verelendung noemen, maar je zou het ook empirisme kunnen noemen. Het punt is ook: sommmige verschijnselen zijn wel goed repliceerbaar, andere minder of helemaal niet. Of de 'perceptie en interpretatie van de (experimentele) situatie' inderdaad van invloed is op een bepaald verschijnsel kun je van tevoren niet met zekerheid zeggen, maar je kunt het wel proberen. Het lijkt mij een hachelijke zaak om op grond van theoretische argumenten de wereld te verdelen in natuurlijke en menselijke/reflexieve verschijnselen.
BeantwoordenVerwijderenOverigens: theoretisch gesproken is het geen kwestie van complexiteit. Dat het heel ingewikkeld is en heel veel factoren een rol spelen, dat zal best, maar dan moet je gewoon beter onderzoek doen. Waar jij op doelt is niet een kwantitatief verschil (meer factoren), maar een kwalitatief (reflexiviteit). De perceptie en interpretatie van de situatie door de proefpersoon is niet een extra variabele die je zou kunnen beheersen, al is het maar omdat de maatregelen om hem te beheersen zelf ook weer deel van de situatie worden.