Denken in stereotypen vergemakkelijkt het leven. Als
wetenschapper moet je daar geen genoegen mee nemen. Je wilt weten hoe het
werkelijk zit. Vaak wordt bijvoorbeeld gezegd dat studenten in de jaren zestig
massaal in opstand kwamen tegen ‘het establishment’, en dat studenten van nu
daarmee vergeleken braaf en individualistisch zijn. Ook toen was echter slechts
een klein percentage actief voor het verbeteren van de positie van studenten.
Wel vonden er in de tweede helft van de jaren zestig enkele
massale studentenacties plaats (onder andere de Maagdenhuisbezetting). Deze
waren gericht tegen een reeks van regeringsplannen om de universiteiten te
moderniseren en tegelijkertijd te bezuinigen: korten op de studiebeurzen, het
introduceren van een bedrijfsmatige bestuursstructuur en een verkorting en
verschoolsing van de universitaire opleidingen. De acties hadden succes, maar
achteraf moet je zeggen dat ze de geplande ingrepen vooral vertraagd hebben. De
huidige universiteit lijkt behoorlijk op wat de Nederlandse regering een halve
eeuw geleden in gedachten had (lees mijn artikel Een spannend jongensboek voor meer details hierover).
De massaliteit van de studentenacties (die zich voortzetten
tot in de jaren zeventig) was mogelijk door de enorme toename van het aantal
studenten vanaf het begin van de jaren zestig: de universiteit was een massa-universiteit
geworden. Voor de continuïteit van de beweging waren twee andere factoren
verantwoordelijk: (1) studenten organiseerden zich in actiegroepen en
studentenbonden, (2) ze richtten aan vrijwel alle studierichtingen studie- en
projectgroepen op. Daar werd gestudeerd, onderzoek gedaan en gepubliceerd met
als doel de emancipatie van achtergestelde bevolkingsgroepen (arbeiders,
vrouwen, homo’s) te bevorderen en zo de maatschappelijke relevantie van de
universitaire studie te vergroten.
Natuurlijk namen lang niet alle studenten daaraan deel, maar
het was toen wel gewoon om buiten de studie om groepen te vormen, op eigen
initiatief literatuur te bestuderen en bediscussiëren, en je te verbinden met
politieke partijen en groeperingen. Dat staat in schril contrast met het beeld
dat Jeroen van Baar in zijn recent verschenen boek De prestatiegeneratie schetst van de conjunctuur nu, waarin
studenten vooral bezig zijn zich als uniek individu te profileren en een ‘sterk
cv’ te creëren – in heftige concurrentie met elkaar!
Ik denk niet dat de studenten van nu extreem
geïndividualiseerd zijn en niets meer voor een ander over hebben, wel dat de
studie losstaat van de rest van hun leven en de groepen waarin ze sociaal
verkeren. Dat is een belangrijk verschil met de jaren zestig en zeventig. Dat
ligt niet aan de studenten, maar aan de verregaande verschoolsing van de
universitaire opleidingen.
Van oudsher was de universiteit in de eerste plaats een ‘denkruimte’
(zie Sanderse & Van der Zweerde, Denkruimte). Voor een deel is ze dat
nog steeds, maar sinds de introductie van ‘nut’, ‘productiviteit’ en
‘rendement’ als beoordelingscriteria is de universiteit steeds meer de gestalte
gaan aannemen van een onderwijs- en onderzoeksfabriek. Dat maakt het voor de
studenten van nu moeilijker om zich tot echte academicus te ontwikkelen. Maar
het kan nog steeds.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten