maandag 28 oktober 2019

Niet te makkelijk

Cynisme, dat moeten we tot alle prijs vermijden. Het vloeit voort uit een gevoel van machteloosheid. Dat gevoel kan zeer terecht zijn: zelfs hoogleraren ondervinden vaak frustraties in de uitoefening van hun ambt, of het nu gaat om facultair beleid dat wordt ‘doorgedrukt’ of de minieme slaagkans bij het meedoen aan het NWO-subsidiecircus. Hierop cynisch reageren draagt echter gemakkelijk bij aan bestendiging van de bestaande werkelijkheid en dus aan de feitelijke machteloosheid.
            Sinds een kleine dertig jaar zijn er in Nederland universitaire medewerkers die op eloquente wijze de misstanden aan de alma mater aan de kaak stellen, te beginnen met Chris Lorenz’ Van het universitaire front geen nieuws. Zij analyseren en kritiseren deze misstanden, geven zo mogelijk alternatieven en proberen bij dat alles cynisme (‘het is ook altijd hetzelfde liedje’, ‘ze doen maar’, etc.) te vermijden. De nieuwste loot aan deze stam is het boek Genadezesjes (mei 2019) van Eelco Runia, die begin 2018 opzien baarde door ruim vóór zijn pensionering de universiteit te verlaten – en uit te leggen waarom. In zijn boek onderbouwt en illustreert hij die uitleg met veel citaten en voorbeelden.  

        
Zo veel aandacht als Runia in de media kreeg, zo stilletjes reageerde zijn universiteit, de RUG. Men deed aan damage control en individualiseerde de kritiek die Runia gaf op het reilen en zeilen aan de universiteit. Kritiek leveren staat gelijk aan ondermijnen, zo wordt kennelijk gedacht, het leidt tot imagoschade voor de moderne universiteit, en dan kun je zo’n artikel, en nu ook het boek maar beter doodzwijgen.
            Hoogleraar bedrijfskunde Hans de Bruijn (TU Delft) doet daar niet aan mee. Hij schrijft voor Trouw wekelijks korte stukjes over framing, en nam eind augustus in een artikel van vier pagina’s Runia op de korrel. Zijn eigen frame daarbij is: Runia schaart zich in het maatschappijbrede koor van critici die de tegenstelling tussen professionals en bureaucraten voorop stellen, en is daardoor niet in staat andere kanten van de werkelijkheid te zien. In die tegenstelling zijn professionals degenen die het echte werk doen en managers degenen die hun autonomie beperken. Het valt niet te ontkennen dat Runia op treffende wijze de bureaucratische mechanismen laat zien die in toenemende mate universitair docenten van hun eigenlijke werk afhouden.
            Runia doet echter beduidend meer in zijn boek, en daarom schiet de kritiek van De Bruijn te kort. De zinnige opmerkingen die De Bruijn maakt vallen in de kuil die hij voor Runia graaft. En hij stapt toch wel erg gemakkelijk heen over ook door bestuurders erkende ‘bezoekingen’ als externe visitaties: Daar ‘is werkelijk helemaal niks mis mee’ roept hij opgewekt. Dan leef je inderdaad in een andere werkelijkheid.
            De kritiek van De Bruijn is te makkelijk. Wie het boek van Runia serieus leest zal dat kunnen beamen. Maar het valt te waarderen dat De Bruijn de moeite neemt om er iets tegen in te brengen, en – misschien zonder het te beogen – nog een paar punten toevoegt die Runia’s betoog kunnen versterken. Lees dus Genadezesjes van Runia, en kijk zelf waar hij tegenspraak dan wel bijval verdient.


Deze column verscheen eerder op de site van de VAWO.