vrijdag 16 mei 2014

De universiteit als denkruimte



Denken in stereotypen vergemakkelijkt het leven. Als wetenschapper moet je daar geen genoegen mee nemen. Je wilt weten hoe het werkelijk zit. Vaak wordt bijvoorbeeld gezegd dat studenten in de jaren zestig massaal in opstand kwamen tegen ‘het establishment’, en dat studenten van nu daarmee vergeleken braaf en individualistisch zijn. Ook toen was echter slechts een klein percentage actief voor het verbeteren van de positie van studenten.

Wel vonden er in de tweede helft van de jaren zestig enkele massale studentenacties plaats (onder andere de Maagdenhuisbezetting). Deze waren gericht tegen een reeks van regeringsplannen om de universiteiten te moderniseren en tegelijkertijd te bezuinigen: korten op de studiebeurzen, het introduceren van een bedrijfsmatige bestuursstructuur en een verkorting en verschoolsing van de universitaire opleidingen. De acties hadden succes, maar achteraf moet je zeggen dat ze de geplande ingrepen vooral vertraagd hebben. De huidige universiteit lijkt behoorlijk op wat de Nederlandse regering een halve eeuw geleden in gedachten had (lees mijn artikel Een spannend jongensboek voor meer details hierover).


De massaliteit van de studentenacties (die zich voortzetten tot in de jaren zeventig) was mogelijk door de enorme toename van het aantal studenten vanaf het begin van de jaren zestig: de universiteit was een massa-universiteit geworden. Voor de continuïteit van de beweging waren twee andere factoren verantwoordelijk: (1) studenten organiseerden zich in actiegroepen en studentenbonden, (2) ze richtten aan vrijwel alle studierichtingen studie- en projectgroepen op. Daar werd gestudeerd, onderzoek gedaan en gepubliceerd met als doel de emancipatie van achtergestelde bevolkingsgroepen (arbeiders, vrouwen, homo’s) te bevorderen en zo de maatschappelijke relevantie van de universitaire studie te vergroten.

Natuurlijk namen lang niet alle studenten daaraan deel, maar het was toen wel gewoon om buiten de studie om groepen te vormen, op eigen initiatief literatuur te bestuderen en bediscussiëren, en je te verbinden met politieke partijen en groeperingen. Dat staat in schril contrast met het beeld dat Jeroen van Baar in zijn recent verschenen boek De prestatiegeneratie schetst van de conjunctuur nu, waarin studenten vooral bezig zijn zich als uniek individu te profileren en een ‘sterk cv’ te creëren – in heftige concurrentie met elkaar!


Ik denk niet dat de studenten van nu extreem geïndividualiseerd zijn en niets meer voor een ander over hebben, wel dat de studie losstaat van de rest van hun leven en de groepen waarin ze sociaal verkeren. Dat is een belangrijk verschil met de jaren zestig en zeventig. Dat ligt niet aan de studenten, maar aan de verregaande verschoolsing van de universitaire opleidingen.


Van oudsher was de universiteit in de eerste plaats een ‘denkruimte’ (zie Sanderse & Van der Zweerde, Denkruimte). Voor een deel is ze dat nog steeds, maar sinds de introductie van ‘nut’, ‘productiviteit’ en ‘rendement’ als beoordelingscriteria is de universiteit steeds meer de gestalte gaan aannemen van een onderwijs- en onderzoeksfabriek. Dat maakt het voor de studenten van nu moeilijker om zich tot echte academicus te ontwikkelen. Maar het kan nog steeds.